Vraag- en antwoordbesluit over extra heffing bij bovenmatige winstuitdeling

14 mei 2007 | Ministerie van Financiƫn | besluit | CPP2003/2019M

In een vraag- en antwoordbesluit geeft de staatssecretaris van Financien een toelichting op de tijdelijke extraheffing in de vennootschapsbelasting op bovenmatige winstuitkeringen. Die heffing is ingevoerd met de wet IB 2001. De heffing kent een evenredige vermindering als het uitkerende lichaam kan aantonen, dat aandeelhouders al minstens drie jaar onafgebroken een belang hebben van tenminste 5%. Die vermindering geldt ook als de aandeelhouder een fiscale beleggingsinstelling is met een belang van 100%. Of sprake is van een bovenmatige winstuitkering is afhankelijk van in de wet opgenomen limieten. Voor een fiscale beleggingsinstelling gelden bijzondere limieten. Het is mogelijk om de werking van een van die limieten te voorkomen door het toevoegen van de herbeleggingsreserve (HBR) aan de winst in het jaar 2000 in combinatie met een verkorting van het gebroken boekjaar.De winstuitkering is beperkt tot de jaarwinst van de uitkerende vennootschap. Als de uitgekeerde winst op een deelneming bestaande uit cumulatief preferente aandelen meer bedraagt dan het evenredige deel van de winst van die deelneming is daarop geen beperking van de uit te keren winst van toepassing.