Vraag- en antwoordbesluit over stamrechten en lijfrenten

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2003/1887M

In een vraag- en antwoordbesluit geeft de staatssecretaris van Financiën een toelichting op de fiscale behandeling van stamrechten en lijfrenten die zijn bedongen ten laste van de stakingswinst of de FOR. Voor een deel betreft het het oude regime van voor 1 januari 2001; voor het overige het nieuwe regime.Regime wet IB 1964De overdracht van een stamrecht, dat voor 1 januari 1973 is bedongen bij de inbreng van een onderneming in een BV door de werkmaatschappij aan de holding bij de verkoop van de aandelen in de werkmaatschappij kan zonder sancties plaatsvinden.Voor de ingangsdatum van een oud stamrecht, dat voorziet in uitkering op 55-jarige leeftijd is uitstel mogelijk tot bijvoorbeeld 60 jaar zonder fiscale gevolgen.De omzetting van een direct ingegaan stamrecht in een uitgesteld stamrecht geldt als afkoop van het oorspronkelijke stamrecht en leidt tot belastingheffing over de waarde daarvan.De staatssecretaris keurt goed, dat een oud stamrecht met ingangsdatum op 65 jaar wordt uitgesteld tot 70 jaar, mits de wijziging geen invloed heeft op de hoogte van de aftrek met toepassing van artikel 19 IB 1964.Regime IB 2001Overdracht van de onderneming aan een BV, die deze gaat leasen aan een derde kan niet tegen een lijfrente van de BV, omdat de BV de onderneming niet voortzet. Dat is onafhankelijk van de persoon van de aandeelhouders van de BV.Het bedrag waarvoor ten laste van de stakingswinst een lijfrente kan worden bedongen wordt verminderd met de waarde van elders opgebouwde voorzieningen. Dat betreft alle aanspraken op pensioen, die tot de winst uit onderneming behoren. De omschrijving in de wet IB 2001 is ruimer dan die in de wet IB 1964.Een langlopende liquidatie geldt fiscaal als een reeks gedeeltelijke stakingen. Steeds als een deel stakingswinst wordt verantwoord kan een stakingslijfrente worden bedongen. Voor een zo hoog mogelijke aftrek moeten de termijnen binnen zes maanden na de staking resp, het verantwoorden van de stakingswinst ingaan. De mogelijkheid van latere betaling van de koopsom houdt niet in, dat de uitkeringen dan ook later mogen ingaan. Het is niet mogelijk een lijfrente met terugwerkende kracht te sluiten. De premie voor een stakingslijfrente kan alleen in het jaar van verantwoorden van stakingswinst worden afgetrokken.Aftrek van lijfrentepremie is niet mogelijk als deze wordt bedongen bij de inbreng van een onderneming in een BV en daarbij een schuld ontstaat van de inbrenger aan de BV. Wel is het mogelijk de premie uit privé middelen te voldoen om aftrek mogelijk te maken.Onder de wet IB 1964 is jurisprudentie gewezen waarin werd toegestaan, dat een lijfrente van de BV werd bedongen voor stakingswinst op het deel van de onderneming, dat naar privé ging. Die jurisprudentie geldt nog steeds.Het met gebruikmaking van de zesmaandstermijn van betaling terugwentelen van betaalde lijfrentepremie voor een stakingslijfrente naar het voorgaande jaar is niet mogelijk als dat voorgaande jaar niet het jaar van staking is. Wel kan in het jaar na de staking betaalde premie worden teruggewenteld naar het stakingsjaar.Het besluit van 2000, dat onder omstandigheden termijnverlenging biedt voor de betaling van lijfrentepremie is ook van toepassing op de wetsbepaling betreffende premieaftrek na overlijden van de ondernemer.