Vrijstelling gemeentelijke belastingen voor NAVO-personeel

6 juni 2008 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBD3187, 43788

Het NAVO-Statusverdrag bepaalt dat personeel van een buitenlandse krijgsmacht recht heeft op vrijstelling van belasting die in de verblijfsstaat wordt geheven en die afhankelijk is van verblijf, van woonplaats of van ingezetenschap. Met een beroep op die bepaling meende een Amerikaanse die in dienst was van het Amerikaanse leger dat zij recht had op vrijstelling van het gebruikersdeel van de onroerende zaakbelasting (OZB). Naar het oordeel van Hof Den Bosch is de heffing van het gebruikersdeel van de OZB slechts afhankelijk van iemands persoonlijke gebruiksrecht van een woning, ongeacht in welk land de gebruiker woont. Deze heffing is geen belasting waaraan iemand is onderworpen uit hoofde van zijn verblijf, woonplaats of ingezetenschap als bedoeld in het NAVO-Statusverdrag. Ook zonder verblijf in Nederland zou het gebruikersdeel verschuldigd zijn. Daarnaast beriep de Amerikaanse zich op de vrijstelling van gemeentelijke belastingen op grond van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997. Het Hof wees ook dit standpunt af. De vrijstelling van OZB geldt namelijk niet voor personen die duurzaam in Nederland verblijf houden. De Amerikaanse woonde sinds 1987 onafgebroken in Nederland en was kennelijk niet van plan om Nederland te verlaten. De Hoge Raad oordeelde anders. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft in een Circulaire over de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 gezegd dat leden van een vertegenwoordiging voor een aantal vrijstellingen in aanmerking komen, mits zij geen Nederlander zijn en zij niet duurzaam verblijf houden in Nederland. Deze voorwaarde geldt ook voor personen die voor een bijzondere internationale vrijstelling in aanmerking komen. Wanneer de vrijstelling aan één gezinslid is verleend, is het niet de bedoeling dat aanslagen worden opgelegd aan niet-vrijgestelde inwonende gezinsleden. Volgens de Hoge Raad had de Amerikaanse, gezien de tekst van de Circulaire, recht op vrijstelling van onroerende zaakbelasting wegens het gebruik van de woning als de minister van Buitenlandse Zaken zou bepalen dat haar verblijf in Nederland niet duurzaam was.