14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR4528, 38307
De zogenaamde kamerverhuurvrijstelling in de inkomstenbelasting is alleen van toepassing op de verhuur van woonruimte en niet op kamers die anders dan als woonruimte worden gebruikt. Dat is de strekking van een arrest van de Hoge Raad in een procedure over het gebruik van kamers in de eigen woning van een onderneemster. Zij gebruikte twee kamers in de eigen woning van haar en haar echtgenoot als speelruimte voor de door haar geleide peuterspeelgroepen. Haar echtgenoot gaf het eigenwoningforfait aan voor de inkomstenbelasting. Dat moest worden verminderd omdat de kamers geen deel van de eigen woning meer uitmaakten door het gebruik in de onderneming. Daarnaast moest de economische huurwaarde van de kamers, verminderd met de kosten, bij het inkomen van de man worden geteld omdat er geen huurovereenkomst was. Het bedrag, dat de echtgenote als huur betaalde is volgens de Hoge Raad terecht buiten beschouwing gelaten.