14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU2044, 05/0421
Onderdeel van een internationaal concern was een Duitse GmbH & Co KG, een commanditaire vennootschap naar Duits recht. De moedermaatschappij van het concern kocht alle aandelen van een kleindochter van de commanditaire vennootschap en stortte vervolgens een bedrag van 200 miljoen DM in die vennootschap. Daarna volgde een reeks van overdrachten van de aandelen van deze kleindochter aan dochtermaatschappijen van het concern tot de oorspronkelijke positie als kleindochter van de commanditaire vennootschap weer werd ingenomen. Vervolgens keerde de kleindochter de kapitaalstorting van 200 miljoen DM als agio uit aan haar aandeelhouder. Deze opzet werd gekozen om de Duitse verliescompensatie bij de commanditaire vennootschap te behouden. Door een rechtstreekse kapitaalstorting zou de moedermaatschappij vennoot in de commanditaire vennootschap geworden zijn, waardoor een deel van de Duitse verliesverrekening verloren zou zijn gegaan. De belastingdienst legde een naheffingsaanslag kapitaalsbelasting op aan een van de betrokken vennootschappen. In geschil was of de bedrijfsfusievrijstelling van toepassing was. De rechtbank in Arnhem was van oordeel dat op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad het 100%-aandelenpakket in de kleindochter een zelfstandig onderdeel van een onderneming vormde, ook al omvatte deze deelneming uitsluitend liquide middelen. Naar de letter van de wet gold daarom bij de inbreng van dit aandelenpakket de bedrijfsfusievrijstelling van de kapitaalsbelasting, ondanks het gekunstelde karakter van de transacties. De rechtbank vernietigde de opgelegde naheffingsaanslag.