14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AP0971 Zaaknr: 02/01383
Drie erfgenamen verkregen onder meer 522.200 nog niet vorderbare termijnen van rente van de staatsobligatie 7,5% Nederland 1993-2023. Deze waren belichaamd in zogenoemde STRIPS, dat zijn afzonderlijk verhandelbare rentecoupons. De STRIPS liepen tot 15 januari 1997. Op die datum werd de rentetermijn vorderbaar. Zij verwerkten de waarde van de strips niet in de aangifte voor het successierecht, omdat zij van mening waren dat deze onder de vrijstelling voor lopende rentetermijnen vielen. De inspecteur was van mening, dat de vrijstelling alleen van toepassing is wanneer ook de hoofdsom tot de nalatenschap behoort. Hof Den Bosch was van oordeel, dat de scheiding van mantel en coupon bij obligaties al zeer oud is en algemeen bekend. Bij het opnemen van de vrijstelling voor het successierecht van nog niet vorderbare rente moet de wetgever daarvan geweten hebben. Er is dan geen reden om de vrijstelling hierop niet toe te passen. De reden voor deze vrijstelling is het voorkomen van cumulatie van inkomstenbelasting en successierecht. De heffing van inkomstenbelasting blijft echter beperkt tot de waardeaangroei tijdens de korte bezitsperiode. Dat houdt in, dat van cumulatie amper sprake is. Die tekortkoming moet echter de wetgever aanpakken, aldus het Hof.