25 april 2008 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJNBE9467, BK-07/00261
Taxi’s zijn op verzoek en onder voorwaarden vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. Een van de voorwaarden voor de vrijstelling is dat een auto voor 90% of meer als taxi wordt gebruikt. Een taxibedrijf diende op 20 augustus 2005 een dergelijk verzoek in bij de inspecteur. In reactie op het verzoek vroeg de inspecteur om enkele stukken. Omdat hij de gevraagde stukken niet binnen de gestelde termijn ontving, wees de inspecteur het verzoek om vrijstelling af. Er volgde een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. Het taxibedrijf maakte bezwaar tegen deze aanslag en stuurde als bijlage bij het bezwaarschrift de eerder door de inspecteur gevraagde stukken mee. De inspecteur vatte de toegestuurde stukken op als een nieuw verzoek om toepassing van de vrijstelling en willigde dat verzoek in met terugwerkende kracht tot de eerste dag van het belastingtijdvak waarin het verzoek was gedaan. Het taxibedrijf wilde echter ook over het daaraan voorafgaande tijdvak de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting. Hof Den Haag was van oordeel dat de inspecteur de vrijstelling had moeten verlenen omdat bij tijdige indiening van de door de inspecteur gevraagde stukken de vrijstelling ook over dat tijdvak zou zijn verleend. Aan de voorwaarden betreffende het gebruik van de auto was volledig voldaan.