14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | IFZ2004/764M
Onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie van de EG heeft de Hoge Raad zich in een arrest uit 2002 uitgesproken over de fiscale behandeling van functionarissen van internationale organisaties in Nederland. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris van Financiën nu zijn beleid op dat gebied gepubliceerd.Het inkomen dat mensen ontvangen van internationale organisaties is vrijgesteld van inkomstenbelasting. Dat betekent niet, dat het inkomen altijd buiten beschouwing blijft. Zo zal als er een drempel geldt voor een belastingvoordeel, met het belastingvrije salaris rekening moeten worden gehouden. Dit geldt ook als een fiscale tegemoetkoming afhankelijk is van het genieten van inkomen, zoals bij de uitgaven voor kinderopvang of waar als criterium een percentage van het verzamelinkomen geldt of een tegemoetkoming afhankelijk is van de hoogte van het (gezamenlijke) verzamelinkomen. Dat betekent, dat voor de aftrek van buitengewone uitgaven, uitgaven voor kinderopvang, gezinshulp, giften en voor het recht op de arbeidskorting, de (aanvullende) kinderkorting, de (aanvullende) combinatiekorting, de aanvullende alleenstaande ouderkorting en de ouderenkorting rekening gehouden moet worden met het vrijgestelde inkomen.Bij de aftrek van lijfrentepremies mag geen rekening gehouden worden met het vrijgestelde inkomen voor de bepaling van het aftrekbare bedrag.Het is niet de bedoeling dat een belastingplichtige met een vrijgesteld salaris van een internationale organisatie de heffingskorting krijgt uitbetaald wanneer zijn partner in Nederland belaste inkomsten heeft. De verhoging van de gecombineerde heffingskorting wordt in voorkomende gevallen verlaagd met het bedrag aan belasting dat (extra) zou zijn geheven als het salaris niet vrijgesteld zou zijn. Het vroeger gehanteerde progressievoorbehoud wordt niet opnieuw ingevoerd.