Vrijwillige betaling aan belastingdienst vermindert rendementsgrondslag box 3 gedeeltelijk

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AR5893, 03/03126

Iemand betaalde een bedrag van ƒ 450.000 aan de belastingdienst vooruitlopend op het vaststellen van een aanslag. Op die manier wilde hij de rendementsgrondslag van box 3 verlagen en het in rekening brengen van heffingsrente voorkomen. De belastingdienst hield geen rekening met de betaling, omdat er tot het moment van het opleggen van een belastingaanslag geen belastingschuld was. Tegenover de betaling stond een even grote vordering op de Belastingdienst. Volgens Hof Amsterdam volgt uit de wet dat een materiële inkomstenbelastingschuld voor het inkomen uit sparen en beleggen pas na de jaarwisseling ontstaat, omdat de rendementsgrondslag aan het einde van het kalenderjaar daarvoor mede bepalend is. Een vóór de jaarwisseling gedane betaling voor die belastingschuld leidt tot een vordering wegens onverschuldigde betaling. Die vordering is geen belastingvordering. De vordering moest worden meegenomen bij de bepaling van de rendementsgrondslag aan het einde van het jaar. Wel mocht rekening gehouden worden met het deel van de betaling, dat betrekking had op de te verwachten aanslag inkomstenbelasting over het box 1 inkomen van dat jaar. Die materiële belastingschuld ontstaat volgens het Hof wel in de loop van het jaar.