14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AT2954, 03/4003
Twee broers dreven in de vorm van een vennootschap onder firma een onderneming. Per 1 mei 1999 droegen zij het bedrijf over aan de zoon van een van hen en werd de VOF ontbonden. De zoon betaalde een overnamesom aan zijn vader en zijn oom. Een deel van het overnamebedrag werd omgezet in een geldlening. Na de overdracht van de onderneming bleef de oom in het bedrijf werkzaam. Het UWV besloot dat de oom niet verzekeringsplichtig was voor de werknemersverzekeringen omdat er geen sprake was van een normale gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer. De rechtbank was van oordeel dat er voldoende aanwijzingen waren voor een gezagsverhouding ten aanzien van de oom van de ondernemer. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Zowel de familieverhouding als de financiële verhouding tussen de oom en de ondernemer verzetten zich naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep tegen het aannemen van een gezagsverhouding. De oom was veel ouder en in het werk zeer ervaren en had een aanzienlijk financieel belang in de onderneming. Daarnaast was van belang dat de oom in de zaak was blijven werken onder dezelfde omstandigheden als vóór de overname, toen hij onbetwist als niet verzekeringsplichtig ondernemer werd aangemerkt.