Waardedruk zelfbewoning bij staking onderneming bedroeg 35 % volgens Hof

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AU5055, 05/00187

In verband met de staking van een onderneming ging de tot het ondernemingsvermogen behorende woning over naar het privé-vermogen. Deze bleef bestemd voor duurzame zelfbewoning. Voor Hof Arnhem was de waardedrukkende factor van zelfbewoning in geschil. Er had een minnelijke taxatie plaatsgevonden, waarbij de waarde in verhuurde of verpachte staat op 60 % van de waarde vrij opleverbaar werd vastgesteld. De ondernemer ging in zijn aangifte inkomstenbelasting van de waarde in verpachte staat uit bij het berekenen van zijn stakingswinst. De inspecteur stelde de waarde in verband met de duurzame zelfbewoning, onder verwijzing naar een besluit van Financiën uit 2001, vast op 65 % van de waarde in vrij te aanvaarden staat. In de procedure voor het Hof beriep de inspecteur zich voor het geval de aanslag te hoog zou zijn vastgesteld door de correctie op de stakingswinst op interne compensatie. Naar zijn mening moest alsnog rekening worden gehouden met de boekwinst op de ondergrond van de woning, omdat daarop bij het opleggen van de aanslag ten onrechte de landbouwvrijstelling was toegepast. Het Hof wees deze laatste opvatting af omdat er geen bestemmingswijziging van de ondergrond had plaatsgevonden door de overgang van de woning naar het privé-vermogen. De met ingang van 27 juni 2000 van kracht geworden wijziging van de landbouwvrijstelling was op deze op 1 mei 2000 plaatshebbende overgang niet van toepassing. Aan interne compensatie kon niet worden toegekomen. De waarde van de woning was echter terecht op 65 % vastgesteld. De ondernemer had een hogere waardedruk niet bewezen. Volgens het Hof gold de waarde in verpachte staat als ondergrens en moest deze waarde worden bijgesteld omdat een bewoner in het algemeen bereid zou zijn een hogere prijs te betalen dan een ander.