Waardeontwikkeling tijdelijke deelneming valt onder deelnemingsvrijstelling; waardeontwikkeling voor

15 mei 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AF9071 Zaaknr: 01/02885

Een geschil over de aanslag vennootschapsbelasting 1994 van een verzekeringsconcern gaat over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Het geschil spitst zich toe op twee vragen, namelijk of het gehele aandelenbezit van het verzekeringsconcern een deelneming vormt ook als het belang kleiner is dan 5% en hoe, in gevallen waarin die 5%-grens is overschreden, de deelnemingswinst moet worden berekend met toepassing van de compartimenteringsregels. Naar het oordeel van Hof Amsterdam is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op kleinere belangen van het verzekeringsconcern, omdat de aandelen een belegging van het vermogen van het concern vormen. Het verzekeringsconcern bemoeit zich als aandeelhouder niet met de gang van zaken in de vennootschappen waarin zij een belang heeft en kan niet bewijzen, dat de aandelen een andere functie hebben dan belegging. Ook als het aandelenbezit dient ter dekking van een gedeelte van de verplichtingen van het concern blijft het een belegging, aldus het Hof. Het concern heeft in een aantal vennootschappen grotere belangen. Een van die belangen is door aankopen gestegen tot meer dan 5% en vervolgens door verkopen en uitgifte van aandelen weer gedaald beneden 5%. In de periode, dat het belang groter is dan 5% geldt de deelnemingsvrijstelling. De winst bij verkoop moet op grond van een reeks arresten van de Hoge Raad worden gesplitst in een deel dat niet en een deel dat wel onder de deelnemingsvrijstelling valt. Daarbij is van belang in welke periode de winst is ontstaan. Volgens Hof Amsterdam vindt geen saldering plaats van vrijgestelde en niet vrijgestelde voordelen. Het verzekeringsconcern waardeerde het aandelenbezit op kostprijs zonder rekening te houden met een lagere beurswaarde op balansdatum. Bij de bepaling van het resultaat over de periode, dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing was mag rekening gehouden worden met de beurskoers, die lager was dan de kostprijs. Daardoor kan het verzekeringsconcern bij de verkoop in 1994 nog verlies nemen. Het Hof is van oordeel dat de omvang van de deelnemingsvrijstelling niet afhankelijk is van het gekozen stelsel van aandelenwaardering.