Waardevaststelling windmolenpark

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AV8594, BK 622/04 WOZ

Voor toepassing van de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak, die geen woning is, bepaald op de vervangingswaarde wanneer die hoger is dan de waarde in het economische verkeer. Bij de vaststelling van de vervangingswaarde moet rekening gehouden worden met de aard en bestemming van de zaak en met de opgetreden technische en functionele veroudering. Voor Hof Leeuwarden was de vervangingswaarde van een windmolenpark inzet van geschil. De heffingsambtenaar van de gemeente moest bewijzen dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Dat lukte hem niet met het taxatieverslag en de in zijn verweerschrift opgenomen opstelling van de waarde. Volgens het Hof was niet duidelijk op welke wijze de waardebepaling tot stand was gekomen en onderbrak een onderbouwing van de gehanteerde bedragen in het taxatieverslag. De eigenaar van het windmolenpark onderbouwde de door hem bepleite lagere waarde met een gedetailleerd taxatierapport. Het Hof nam dit rapport als uitgangspunt voor de vaststelling van de waarde. De technische levensduur bedroeg volgens het rapport 10 jaren. De eigenaar verwachtte dat het park over 5 tot 7 jaren zou worden vervangen. De betekende een levensduur van 14 tot 16 jaren. De technische afschrijving stelde het Hof daarom vast op 5,55 % per jaar. Ten aanzien van de functionele afschrijving verschilden partijen van mening over de excessieve gebruikskosten. Niet in geding was dat sprake was van excessieve gebruikskosten. Het Hof stelde de functionele afschrijving op 40 %, uitgaande van circa 12 % aan excessieve gebruikskosten.De eigenaar wilde de stichtingskosten met 33 % verminderen vanwege de fiscale faciliteiten ter vervanging van de afgeschafte investeringssubsidies. Volgens het Hof gold dat wel voor investeringssubsidies, waar iedereen die in windturbines investeerde recht op had. De door de eigenaar genoemde fiscale faciliteiten hielden geen verband met de stichtingskosten. Ook de EIA en de VAMIL-regeling verlaagden de stichtingskosten niet, maar maakten slechts een snellere afschrijving mogelijk. Het Hof corrigeerde de vermindering van de stichtingskosten.