14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP4382 Zaaknr: 39888
Een BV had bij de verkoop van de aandelen in een dochtermaatschappij een balansgarantie verstrekt aan de koper. De koper werd geconfronteerd met een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting, die aan de dochtermaatschappij werd opgelegd. Het verschil tussen het totale bedrag van nagevorderde belasting, rente en kosten en het door de verkoper uit hoofde van de garantie betaalde bedrag wilde de koper ten laste van haar winst brengen. Dat werd door Hof Den Bosch niet toegestaan, omdat het een niet aftrekbaar verlies op de deelneming betrof. In cassatie heeft de Hoge Raad die uitspraak bevestigd. Volgens de Hoge Raad moet bij de waardering van een vordering op grond van een balansgarantie rekening gehouden worden met de feiten en omstandigheden op het moment van de aankoop van de deelneming. Die waarde zal gelijk zijn aan het uiteindelijk door de verkoper betaalde bedrag, tenzij door ontwikkelingen na de verwerving van de deelneming de vordering in waarde is veranderd. Een waardeverandering van de vordering behoort tot de belastbare winst. Er hadden zich volgens het Hof geen omstandigheden voorgedaan na de aankoop van de deelneming waardoor de waarde van de vordering was veranderd.