Wel ondernemerschap, geen aftrek voorbelasting tussengeschoven BV

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJNBA3605, BK-06/00198

Volgens een arrest van het Hof van Justitie EG uit 2006 is voor ondernemerschap niet nodig dat er winst wordt behaald of wordt beoogd met een economische activiteit. Zelfs als een activiteit alleen wordt verricht om daarmee een belastingvoordeel te behalen kan er toch sprake zijn van ondernemerschap. Op basis van deze uitleg was Hof Den Haag van oordeel dat een BV die als tussenschakel werd opgenomen in de dienstverlening van een bedrijf jegens een ziekenhuis ondernemer was in de zin van de omzetbelasting. De overeenkomsten die leveranciers eerder met het ziekenhuis hadden liepen na de oprichting van de BV via deze BV. De facturen werden door de leveranciers gericht aan de BV, maar betaald door het ziekenhuis. De prestaties waartoe de BV zich had verplicht waren voor de heffing van omzetbelasting relevante diensten. De BV was volgens het Hof echter geen afnemer van de door de leveranciers verrichte diensten. Zowel juridisch als feitelijk was het ziekenhuis de afnemer van de verrichte diensten. In de gekozen opzet had de BV dus geen wezenlijke rol. Omdat de BV geen afnemer van de diensten was had zij geen recht op aftrek van de in rekening gebrachte omzetbelasting. Het enkele feit dat facturen op naam van de BV waren gesteld volstond niet voor een teruggaaf van omzetbelasting. Het Hof vernietigde wel de opgelegde boete, omdat geen sprake was van opzet of grove schuld. Het is belastingplichtigen toegestaan om hun zaken ook fiscaal zo voordelig mogelijk te regelen. Wanneer dit door een contractuele onvolkomenheid niet lukt, kan niet worden gezegd dat opzettelijk te weinig belasting is voldaan. Het standpunt dat de BV recht op aftrek van voorbelasting had vond het Hof pleitbaar.