14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR3504; 38440
Iemand ging in beroep bij het Hof omdat de inspecteur geen uitspraak deed op het door hem ingediende bezwaarschrift. De inspecteur deed daarna uitspraak op het bezwaarschrift. Hij liet de aanslag in stand maar schold de opgelegde boete kwijt. Het hof vond daarin geen aanleiding om de inspecteur tot vergoeding van proceskosten te veroordelen. De Hoge Raad onderschreef dat oordeel niet. Als het Hof de aanslag niet verder vermindert dan de inspecteur bij zijn alsnog gedane uitspraak heeft gedaan, moet toch een veroordeling in de kosten volgen. Het oordeel van het Hof om zonder motivering geen veroordeling in de proceskostenvergoeding uit te spreken, was onjuist. Dat gold echter niet voor het oordeel over de vergoeding van het griffierecht. Die beslissing hangt volgens de Hoge Raad af van de beslissing over het alsnog genomen reële besluit. Als het beroep daartegen gegrond is, wordt aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht vergoed. In dit geval was het beroep tegen de uitspraak op het bezwaar ongegrond. Het oordeel van het Hof dat er dan geen aanleiding is voor een vergoeding van griffierecht, was daarom juist.