Werkzaamheden van ondersteunende aard

19 december 2008 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAZ9096, 43075

Sinds de invoering van de Wet IB 2001 is het voor firmanten in een man-vrouwfirma niet voldoende voor het recht op ondernemersaftrek om het aantal uren van het urencriterium werkzaam te zijn in de onderneming. In veel gevallen is sprake van een samenwerkingsverband tussen iemand die wel en iemand die niet over de vereiste kwalificaties voor het beroep of bedrijf beschikt. Dergelijke samenwerkingsverbanden tussen niet verbonden personen zijn uitzonderlijk. De uren van degene die niet over de vereiste kwalificaties beschikt worden veelal besteed aan ondersteunende werkzaamheden. Deze uren tellen niet mee voor het urencriterium. De firmant die de ondersteunende werkzaamheden verricht komt daardoor niet in aanmerking voor de ondernemersaftrek. Dat overkwam ook een gediplomeerde paraveterinair-verpleegkundige, die met haar echtgenoot, die dierenarts was, in maatschapsverband een dierenartsenpraktijk dreef. Volgens de maatschapsovereenkomst was de man als enige verantwoordelijk voor het diergeneeskundige werk en bestond er geen samenwerkingsverband voor de uitoefening van de diergeneeskundige praktijkwerkzaamheden. De vrouw had volgens Hof Den Bosch niet aannemelijk gemaakt dat zij in afwijking van de maatschapsovereenkomst hoofdzakelijk andere dan ondersteunende werkzaamheden verrichtte. Volgens de Hoge Raad gaf het Hof daarmee geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren, berustte bij de vrouw. Het had op haar weg gelegen om de omvang van de niet-ondersteunende werkzaamheden te kwantificeren, bijvoorbeeld door aan te voeren in welke mate zij rechtstreeks declarabele medische werkzaamheden had verricht. Het oordeel van het Hof dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was berustte onder meer op de verklaring van de echtgenoot dat een dergelijk samenwerkingsverband bijna niet meer voorkomt.