14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | WDB 2003-00361 U
De Raad van de Europese Unie heeft een richtlijn aangenomen, die moet voorkomen dat uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen, die in verschillende lidstaten zijn gevestigd minder gunstig worden behandeld dan uitkeringen tussen ondernemingen die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd. De richtlijn moet per 1 januari 2004 in de nationale wetgeving zijn verwerkt. Het voorschrift uit de richtlijn, dat een lidstaat geen bronbelasting op interest en royalty's mag heffen heeft voor de Nederlandse wet geen gevolgen. Een uitzondering geldt voor uitkeringen van interest, die volgens de Nederlandse wet als winstuitkering worden behandeld. De lidstaten mogen op grond van de richtlijn op interest en royalties ook geen belasting heffen bij wege van aanslag. Op grond van de Nederlandse wet is een buitenlandse crediteur in Nederland vennootschapsbelasting verschuldigd over de door hem ontvangen rente als hij een aanmerkelijk belang bezit in de vennootschap waarop hij een vordering heeft, de vennootschap in Nederland is gevestigd en de crediteur zijn aandelenbezit niet rekent tot het vermogen van een onderneming. Die heffing is in strijd met de richtlijn als de ontvangende vennootschap is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie. De bepaling uit de Wet op de vennootschapsbelasting wordt buiten toepassing verklaard als aan de in Richtlijn gestelde voorwaarden wordt voldaan.