1 juni 2006 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AX7436, 05/4936
Voor de vaststelling van verschuldigde premies voor sociale verzekeringen geldt een wettelijke termijn van vijf jaar. Verder kent de wet een termijn waarbinnen vastgestelde premies moeten zijn ingevorderd. Deze termijn bedraagt 10 jaar en begint te lopen op het moment van vaststelling van de premies. Na het verstrijken van de termijn kunnen de premies niet meer van de werkgever worden ingevorderd. De wet staat echter toe, dat de premie dan wordt ingevorderd van een persoon die hoofdelijk aansprakelijk is voor deze premie, zoals een bestuurder van een vennootschap. De Centrale Raad van Beroep heeft onlangs bevestigd dat de invorderingstermijn niet geldt voor iemand die hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor premies die verschuldigd zijn door een ander. Dat gaat zover dat zelfs aansprakelijkstelling na het verstrijken van de invorderingstermijn mogelijk is. De Centrale Raad van Beroep baseert zijn oordeel op de verschillen in de wetsartikelen die de aansprakelijkheid regelen. In een aantal gevallen wordt uitdrukkelijk gezegd dat de invorderingstermijn van toepassing is, bijvoorbeeld in de artikelen die de aansprakelijkheid voor de inlener van personeel en voor de aannemer regelen. Deze verwijzing ontbreekt in de artikelen waarin de aansprakelijkheid voor de bestuurders en dergelijke personen wordt geregeld. Het UWV stelde in 2002 de leider van een vaste inrichting in Nederland van een Duitse werkgever aansprakelijk voor de door de werkgever over de jaren 1985 tot en met 1988 verschuldigde premies voor de sociale verzekeringswetten. De premienota’s dateerden van 1989. De Centrale Raad van Beroep vond niet dat het UWV onredelijk lang had gewacht omdat er eerst een procedure over de juistheid van de premienota’s was gevoerd. Deze procedure was in 1998 geëindigd met een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.