18 september 2009 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN BF2203, 07/11898
In een proefprocedure over het tijdstip van winstneming bij projectontwikkeling heeft de Hoge Raad onlangs arrest gewezen. De procedure had betrekking op koop-/aannemingsovereenkomsten. In een dergelijke overeenkomst wordt een perceel grond gekocht en een opdracht tot de bouw van een woning gegeven. De levering van de grond wordt ineens betaald; de bouw in termijnen naarmate deze vordert. Een van de onderwerpen was of al bij levering van de grond winst genomen moet worden voor zover deze is toe te rekenen aan de grondcomponent. Hof Arnhem was van oordeel dat dit het geval is. Deze opvatting is echter niet juist. Als bij een aannemingsovereenkomst sprake is van één werk, mag volgens goed koopmansgebruik winstneming worden uitgesteld tot het moment van oplevering. Dat geldt ook voor een koop-/aannemingsovereenkomst als er naar de bedoeling van partijen in economisch opzicht sprake is van onverbrekelijk met elkaar samenhangende prestaties. Dat zal het geval zijn als partijen overeenstemming hebben bereikt over de prijs voor het geheel van prestaties. Volgens de Hoge Raad had het Hof hiermee geen rekening gehouden.
Voor het geval wel winst genomen zou moeten worden op de grond bij de levering daarvan verschilden partijen van mening over de wijze waarop die winst moest worden berekend. Volgens Hof Arnhem mocht de projectontwikkelaar uitgaan van de overeengekomen grondprijs. Dat bracht het Hof tot de constatering dat er geen winst was gerealiseerd bij de levering van de grond. De belastingdienst voerde aan dat bij de fiscale winstberekening van de grond niet van de overeengekomen grondprijs maar van de waarde in het economische verkeer moest worden uitgegaan. Deze moest dan berekend worden op de prijs van de koop-/aannemingsovereenkomst minus de bruto bouwkosten. Volgens het Hof eist goed koopmansgebruik niet dat deze zogenaamde residuele waarderingsmethode wordt toegepast. De Hoge Raad onderschrijft deze uitleg.