15 oktober 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBB6079, 06/00491
De Gemeentewet bevat niet alleen de grondslag voor de onroerende zaakbelasting maar ook voor de belastingheffing van woon- en bedrijfsruimten die niet onroerend zijn. Daarbij is met name gedacht aan woonboten en woonwagens. Toch betekent dat niet dat de onroerende zaakbelasting niet van toepassing kan zijn op een woonboot. De Gemeentewet sluit aan bij het onderscheid tussen onroerende en roerende zaken uit het Burgerlijk Wetboek. Onroerende zaken zijn grond en de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Volgens een arrest van de Hoge Raad uit 2002 zijn drijvende steigers die door middel van beugels zijn verbonden met in bodem verankerde meerpalen onroerend. Onder verwijzing naar dat arrest vindt Hof Arnhem dat een woonboot die op gelijke wijze is vastgelegd ook met de grond is verenigd. Vervolgens moet worden beoordeeld of sprake is van een duurzame vereniging. Om de woonboot op zijn ligplaats te krijgen moest een dijk tijdelijk worden doorgebroken. Het is niet mogelijk om de woonboot in zijn geheel te verplaatsen. De woonboot is met het land verbonden om toegang tot de boot te krijgen en is aangesloten op de riolering en de nutsvoorzieningen. Dit alles brengt het Hof tot de conclusie dat de woonboot bedoeld is om op zijn plaats te blijven. Daarmee is de woonboot een onroerende zaak geworden, die binnen het toepassingsbereik van de Wet WOZ en de OZB valt.