14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AX1997, 05/2826
De WOZ-waarde van een onroerende zaak wordt vastgesteld op de vrije verkoopwaarde. De waarde van andere onroerende zaken dan eigen woningen mag op de vervangingswaarde worden gesteld wanneer dat leidt tot een hogere waarde dan de vrije verkoopwaarde. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met de aard en de bestemming van de onroerende zaak en met de technische en functionele veroudering.De stichting Kunsthal Rotterdam en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam verschilden van mening over de WOZ-waarde van de Kunsthal, een museumgebouw. De heffingsambtenaar stelde de waarde vast op € 12.330.000 met toepassing van de gecorrigeerde vervangingswaardemethode. De stichting stelde zich op het standpunt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde moest worden bepaald op de waarde die het gebouw voor haar in economische zin had en kwam uit op nihil. In een arrest uit 1996 oordeelde de Hoge Raad dat voor onroerende zaken die niet met winstoogmerk of niet kostendekkend worden geëxploiteerd, de waarde voor de eigenaar zelf kan worden bepaald op het bedrag waarvoor de eigenaar een zaak zou kunnen kopen die hetzelfde nut oplevert als de te waarderen zaak. De rechtbank Rotterdam stelde de benuttingswaarde op € 1.000.000. Ondanks diverse reparatiepogingen kampte de Kunsthal nog steeds met lekkages. Daardoor was de stichting niet in staat om de Kunsthal als museum te exploiteren op een wijze die daarvan mocht worden verwacht. De rechtbank corrigeerde de eerder vastgestelde waarde wegens functionele veroudering tot nihil.