14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AX9384,BK-04/02468
In de zeevisserij is het gebruikelijk dat bemanningsleden een maatschapsovereenkomst aangaan met de schipper/eigenaar van een schip. De bemanningsleden krijgen tegenover hun inbreng recht op een aandeel in de opbrengst van de vangst. Hoewel de bemanningsleden daardoor een resultaatafhankelijke beloning genieten zijn zij geen ondernemer voor de inkomstenbelasting, omdat zij niet rechtstreeks worden verbonden voor verbintenissen van de onderneming. Dat betekent dat zij geen recht hebben op ondernemersfaciliteiten als de zelfstandigenaftrek. Hof Den Haag maakte dat nog eens duidelijk in een procedure die een bemanningslid was begonnen naar aanleiding van zijn aanslag inkomstenbelasting over 2001. Het bemanningslid sloot telkens voor een periode van een jaar een maatschapsovereenkomst met een reder en eigenaar van vissersschepen, die één van zijn schepen inbracht en enkele opvarenden, die hun arbeid en vlijt inbrachten. De maatschap trad niet naar buiten op. De eigenaar van het schip was degene die op eigen naam overeenkomsten sloot die verband hielden met het in de vaart houden van het schip en of met het maken van de visreizen samen hingen. De andere maten werden daardoor niet gebonden. De aan de eigenaar in rekening gebrachte kosten werden verrekend met de opbrengsten van de visserij. Wat daarna overbleef werd onder de maten verdeeld.