14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AT6905,BK 102/04
Na het verstrijken van de termijn van zes weken waarbinnen een bezwaarschrift moet zijn ingediend stuurde iemand alsnog een bezwaarschrift naar de belastingdienst. De inspecteur verklaarde de belanghebbende bij zijn uitspraak op het bezwaar niet ontvankelijk. Het verzoek om ambtshalve herziening wees de inspecteur af. De belanghebbende ging tegen deze uitspraak in beroep bij Hof Leeuwarden. Het Hof verklaarde het beroep, voor zover het was gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve herziening, niet-ontvankelijk omdat tegen een zodanige afwijzing geen bezwaar of beroep openstaat. Voor zover het beroep was gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door de inspecteur stelde het Hof vast dat de belanghebbende zijn bezwaar te laat had ingediend. Het bezwaar was door de inspecteur terecht niet-ontvankelijk verklaard. Er waren geen bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De belanghebbende beriep zich op de ernstige ziekte van zijn echtgenote. Volgens het Hof had de belanghebbende desondanks voor de afloop van de bezwaartermijn maatregelen kunnen treffen om termijnoverschrijding te voorkomen, bijvoorbeeld door het (laten) indienen van een pro forma bezwaarschrift. Het Hof kwam aan een beoordeling van het inhoudelijke geschilpunt, namelijk de toepassing van de zelfstandigenaftrek, door de terechte niet-ontvankelijkverklaring niet toe.