Zonder recht op vergoeding bij einde erfpacht geen economische eigendom: geen eigen woning voor inko

29 april 2004 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1059 Zaaknr: 03/02132

De erfpachter van een woonboerderij wilde deze voor de inkomstenbelasting als een eigen woning aanmerken. Het onderhoud van de boerderij en alle zakelijke lasten kwamen voor zijn rekening. In de akte waarin het erfpachtsrecht voor 30 jaar werd gevestigd was ondermeer opgenomen, dat de grondeigenaar een voorkeursrecht van koop had bij vervreemding van het erfpachtsrecht. Bij de uitoefening van dat recht moest hij een vergoeding betalen. Daarbij werd geen rekening gehouden met de verkoopwaarde van de grond en de opstallen. Wanneer de grondeigenaar geen gebruik zou maken van het voorkeursrecht kon de erfpachter gedurende een jaar het erfpachtsrecht aan een derde verkopen. De erfpachter was verplicht om bij verkoop de bepalingen uit de akte van vestiging aan de koper op te leggen. Bij het eindigen van het erfpachtsrecht door het verstrijken van de tijd had de erfpachter geen recht op vergoeding van de door hem aangebrachte verbeteringen of gedane verbouwingen. Op grond van deze akte was het Hof van oordeel, dat de erfpachter geen belang had bij waardeveranderingen van de boerderij. Dat betekende dat hij geen economisch eigenaar van de boerderij was. Daarmee was de boerderij geen eigen woning in de zin van de inkomstenbelasting.